Collaboration in person
One of the goals of Oncode Institute is to enable interdisciplinary research collaborations. To this end, Oncode launched a new initiative called ‘Oncode Accelerator Projects’ (OAPs) in 2021. The goal of OAPs is to form a multidisciplinary team that can uniquely address an unmet medical need or scientific challenge through innovative high risk-high reward approaches. The OAP initiated by Oncode Investigator Bas van Steensel of the Netherlands Cancer Institute is an inspiring example of the fruitful interdisciplinary collaboration that this may yield.
Impactverhaal wetenschap en kennis
Bij muizen is de menstruatiecyclus de sleutel tot effectievere chemotherapie
De effectiviteit van chemotherapie bij borstkanker in muizen hangt af van de fase van de menstruatiecyclus. Onderzoek van Oncode Investigator Jacco van Rheenen wijst erop dat het moment waarop de behandeling start invloed heeft op de uitkomst. Die vinding benadrukt het belang van verder onderzoek naar chemotherapie bij vrouwen in relatie tot de menstruatiecyclus en vrouwspecifiek onderzoek in het algemeen.
Hoewel hormonale schommelingen lang niet altijd worden meegenomen in medisch onderzoek, tonen eerste analyses bij muizen aan dat de effectiviteit van chemotherapie afhangt van de fase van de cyclus. Dit riep belangrijke vragen op: zou een beter getimed behandelmoment een verschil kunnen maken? Werkt dit ook zo bij mensen? En hoe kan dit in de praktijk worden toegepast?
“Aan de basis van dit onderzoek ligt de opzet van Oncode Institute,” zegt Van Rheenen. “De Base Research Funding die wij ontvangen stelt ons in staat om fundamentele vragen te beantwoorden, zonder dat we daarvoor aparte fondsen hoeven aan te vragen.” Hiermee kunnen juist dit soort nieuwe ontdekkingen worden gedaan en verder worden onderzocht.
Bij muizen blijkt dat het belangrijk is dat het moment van de eerste chemokuur getimed wordt met het gunstigste moment in de cyclus, waarbij de muizen beter reageren op de behandeling. Door in de databank van de NKI te duiken en bloedmonsters van een kleine groep borstkankerpatiënten te analyseren, kregen de onderzoekers de eerste indicatie dat hetzelfde zou kunnen gelden voor mensen. “Definitieve conclusies kunnen echter nog niet worden getrokken,” benadrukt Van Rheenen, “want daar was deze analyse niet voor bedoeld. Om deze vraag te beantwoorden moeten we een klinische studie opzetten.”
“Door in de databank van de NKI te duiken en bloedmonsters van een kleine groep borstkankerpatiënten te analyseren, kregen de onderzoekers de eerste indicatie dat hetzelfde zou kunnen gelden voor mensen.”
De resultaten van het fundamentele onderzoek van Van Rheenen en zijn collega’s zijn de basis voor een klinische studie, mede mogelijk gemaakt door het Clinical Proof of Concept (CPoC)-programma van Oncode Institute. Naast wetenschappelijke onderbouwing speelt de ervaring van patiënten hierbij een essentiële rol. Binnen het onderzoek wordt nauw samengewerkt met patiëntvertegenwoordigers. De inbreng van patiënten helpt om realistische en haalbare behandelstrategieën te ontwikkelen.
“Dit onderzoek geeft inzichten in de manier waarop vrouwen reageren op kankerbehandelingen. Ik hoop dat we over vijf jaar beter begrijpen hoe de menstruatiecyclus invloed heeft op chemotherapie," zegt Sabine Linn, internist-oncoloog bij het NKI (Nederlands Kanker Instituut). “Als de studie de hypothese bevestigt, kunnen de gevolgen groot zijn – en dat zonder nieuwe medicijnen, maar door simpelweg het moment van behandeling aan te passen.”
Als de studie bevestigt dat het startmoment van chemotherapie de uitkomst van een behandeling kan verbeteren, kan een relatief eenvoudige aanpassing een groot verschil maken. Dit onderzoek benadrukt het belang van fundamenteel onderzoek en de manier waarop Oncode Institute dit bekostigt. De wetenschappelijke kennis dat de fase van de menstruatiecyclus van invloed kan zijn op de werkzaamheid van chemotherapie is een inzicht dat belangrijk is voor patiëntgericht wetenschappelijk onderzoek. Zowel inzichten uit het lab als de behoeften van patiënten helpen om behandelingen te optimaliseren en uiteindelijk de zorg persoonlijker en effectiever te maken.
Lees de volledige versie
Impactverhaal wetenschap en kennis
Hoe de menstruatiecyclus mogelijk de sleutel is tot betere chemotherapie voor borstkankerpatiënten
Onderzoek onder leiding van Oncode-onderzoeker Jacco van Rheenen (Nederlands Kanker Instituut) laat zien dat de fase van de menstruatiecyclus invloed heeft op de effectiviteit van chemotherapie bij muizen. Dit inzicht zou de weg kunnen banen voor meer gepersonaliseerde behandelingen, vooral bij triple-negatieve borstkanker, en daarmee de vooruitzichten voor veel vrouwen kunnen verbeteren.
Decennialang genegeerd in onderzoek
Jarenlang werd in medisch onderzoek nauwelijks rekening gehouden met de vrouwelijke fysiologie, met name de menstruatiecyclus. Onderzoekers zagen die vaak als een storende factor bij medicijntests. Gecombineerd met zorgen over mogelijke effecten op de vruchtbaarheid, leidde dit ertoe dat vrouwen minder vaak werden opgenomen in klinische studies.
De invloed van de cyclus begrijpen
Die benadering heeft geleid tot een kennishiaat over hoe vrouwen reageren op behandelingen zoals chemotherapie, aldus Sabine Linn, internist-oncoloog bij het Nederlands Kanker Instituut (NKI). “Vrouwen zijn historisch ondervertegenwoordigd in geneesmiddelenonderzoek, behalve bij geslachtsspecifieke aandoeningen zoals borstkanker.” Recente inzichten suggereren echter dat hormonale schommelingen juist de sleutel kunnen zijn tot effectievere therapieën.
Jacco van Rheenen herinnert zich hoe dit inzicht ontstond tijdens zijn onderzoek. “We bestudeerden hoe chemotherapie kankercellen resistent kan maken en zagen dat sommige muizen anders reageerden. Twee collega’s suggereerden dat de oestruscyclus – het equivalent van de menstruatiecyclus bij muizen – een rol kon spelen. In eerste instantie schonk ik er weinig aandacht aan, maar toen ik het thuis besprak, zei mijn vrouw: ‘Natuurlijk kan de cyclus invloed hebben!’ Dat was het keerpunt. Dankzij de basisfinanciering van Oncode Institute konden we direct verder met dit nieuwe perspectief.”
Gevoeligheid voor chemotherapie
Eerdere studies op muizen toonden iets opvallends: de fase van de cyclus beïnvloedt het effect van chemotherapie. “We zagen een fase waarin chemotherapie meer kankercellen doodde,” zegt Van Rheenen. Zelfs nadat de cyclus was verstoord door de behandeling, bleef de oorspronkelijke fase waarin de therapie was gestart van invloed op de effectiviteit.
Dat is belangrijk, omdat het suggereert dat het moment van de eerste chemotherapiedosis – afgestemd op de menstruatiecyclus – een verschil kan maken. Verschillende fysiologische factoren die variëren gedurende de cyclus zouden dat kunnen verklaren, aldus Van Rheenen. “De doorlaatbaarheid van bloedvaten, cruciaal om chemotherapie in de tumor te krijgen, verandert door de cyclus.” Ook hormonale veranderingen beïnvloeden het immuunsysteem.
Landelijke studie
Deze bevinding leidde ertoe dat het team ging onderzoeken of dezelfde effecten bij mensen optreden. Ze analyseerden retrospectieve gegevens van 55 vrouwen die eerder chemotherapie hadden ondergaan. Vrouwen die in de eerste helft van hun cyclus begonnen, leken betere resultaten te behalen dan vrouwen die in de fase na de eisprong startten. Maar hoewel de uitkomsten veelbelovend waren, waren ze nog niet doorslaggevend. “De groep was te klein en het onderzoek was hier niet specifiek op ingericht,” aldus Van Rheenen.
Met steun van Oncode Institute via het Clinical Proof of Concept (CPoC)-programma start het team nu een landelijke klinische studie. Die richt zich op vrouwen met triple-negatieve borstkanker (TNBC), een agressieve en moeilijk behandelbare vorm van borstkanker, waarbij chemotherapie vaak de enige optie is. Doel: bevestigen dat timing ten opzichte van de cyclus effect heeft.
Verloop van de studie
De studie wil 100 vrouwen onder de 50 includeren, die nog niet met chemotherapie zijn gestart. Vooraf wordt bloed afgenomen om de fase van hun cyclus te bepalen. Vervolgens wordt het effect van de behandeling gemonitord, met speciale aandacht voor patiënten die starten in de folliculaire fase. “De behandeling zelf verandert niet,” voegt Linn toe.
Als het onderzoek de hypothese bevestigt, kan dat grote gevolgen hebben: betere chemotherapie door enkel het moment van toediening te veranderen. Er zijn geen nieuwe medicijnen nodig, alleen beter inzicht in timing. Toch blijven Van Rheenen en Linn voorzichtig: “We moeten eerst de resultaten zien voordat we harde conclusies trekken,” zegt Linn. “Maar als de data de eerdere aanwijzingen ondersteunen, kan dit een relatief eenvoudige manier zijn om de effectiviteit van chemotherapie te verhogen.”
“De doorlaatbaarheid van bloedvaten, cruciaal om chemotherapie in de tumor te krijgen, verandert door de cyclus.”
Oncode financiering en samenwerking
Volgens Van Rheenen was de structuur van Oncode Institute essentieel. “Dankzij de basisfinanciering kunnen we snel inspelen op fundamentele vragen, zonder eerst een aparte subsidieaanvraag te doen. Daarmee wordt ook de cPOC-studie gesteund, gefinancierd door ZonMw en KWF. Door die steun kunnen we zonder vertraging doorgaan.”
Daarnaast is de samenwerking binnen Oncode cruciaal. “Ons onderzoek is teamwerk. We werken met experts uit verschillende disciplines en nemen actief deel aan Oncode’s Patient Engagement programma, zodat we het onderwerp vanuit meerdere invalshoeken benaderen – van microscopie tot therapie.” Samenwerking is hét sleutelwoord, vult Linn aan. “We zijn ook onderdeel van BOOG, het Nederlandse studiecentrum voor klinisch borstkankeronderzoek, waarin alle ziekenhuizen samenwerken. Patiëntenvertegenwoordigers daar zorgen ervoor dat het studieontwerp uitvoerbaar blijft.”
Vooruitkijken
Het onderzoek van Van Rheenen en Linn draait niet alleen om betere behandelresultaten bij borstkanker. Het is ook onderdeel van een bredere beweging richting inclusiever en genderspecifiek medisch onderzoek. Dat de hormonale cyclus tot nu toe vaak werd genegeerd, kan ertoe hebben geleid dat vrouwen suboptimale zorg kregen. “Ik hoop dat dit onderzoek bijdraagt aan meer bewustzijn over het belang van vrouwen in medisch onderzoek – niet alleen bij borstkanker,” zegt Linn. “We weten al lang dat hormonen van invloed zijn op behandelingen. Het is tijd dat we daar serieus werk van maken.”
Van Rheenen beaamt dat. “We weten nog veel te weinig over hoe het vrouwelijk lichaam op medicijnen reageert. Door daar rekening mee te houden, kunnen we mogelijk niet alleen de uitkomsten verbeteren voor borstkanker, maar ook voor talloze andere aandoeningen bij